De hoofddiagnose van een verblijf wordt gedefinieerd in het handboek ICD-10-BE codering en luidt als volgt: “Men definieert de geverifieerde opnamediagnose (GOD) als de aandoening die na onderzoek weerhouden wordt als de voornaamste reden van de opname van de patiënt in het ziekenhuis. De term “na onderzoek” is hierbij belangrijk. Het gaat hierbij dus niet noodzakelijk om de eenvoudige diagnostiek die bij opname gesteld wordt, maar eerder om de diagnostiek die, na diagnostisch onderzoek of na een chirurgische ingreep de reden van de opname blijkt te zijn. Dit betekent ook dat aandoeningen die zich tijdens het verblijf in het ziekenhuis voordoen (bijvoorbeeld, een heupfractuur ontstaan door een val uit bed) niet mogen geregistreerd worden als geverifieerde opnamediagnose.”
Per specialisme wordt er een hoofddiagnose gecodeerd. Daarnaast zullen er geen, één of meerdere nevendiagnoses worden geregistreerd en eventuele uitgevoerde procedures. Het feit dat er per specialisme een hoofddiagnose wordt gecodeerd maakt dat een verblijf met meerdere deelverblijven ook meerdere hoofddiagnosen zal hebben, namelijk één per behandelend deelverblijf. De hoofddiagnose van het eerste deelverblijf (met uitzondering van spoedgevallen) is belangrijk om dit meestal de geverifieerde opnamediagnose van het verblijf zal worden.
Een patiënt met pijn in het rechter onderste kwadrant van zijn abdomen wordt opgenomen met een tentatieve diagnose van acute appendicitis. Er is een leucocytose. Tijdens de ingreep die volgt blijkt de appendix normaal te zijn maar wordt een ontstoken divertikel van Meckel verwijderd. De hoofddiagnose van dit verblijf is dus na onderzoek een diverticulitis van het divertikel van Meckel.
Indien er een differentieel diagnose wordt vooropgesteld met twee of meerdere diagnosen die allen op een gelijkwaardige wijze voldoen aan de criteria van de hoofddiagnose, zal die differentieel diagnose die de “meeste aandacht en zorgen“ heeft gekregen, als hoofddiagnose worden weerhouden.